Het slijpen van gekleurde stenen en diamant in de vroegere water-slijperijen : Wasserschleifen | NL
Gelegen langs kleine rivieren zijn de overgebleven slijperijen van gekleurde stenen heden meer curiosa, meestal omgebouwd in musea. Ze dienen als attractie voor toeristen in de Jura en in de streek van Idar-Oberstein. De meeste van deze centra zijn begin vorige eeuw verdwenen.
De polijst poeders die werden gebruikt waren meestal gemaakt uit een bruinachtige poeder dat werd gevonden in het Zwarte Woud, "Trippel" of de "Rood" van de juwelier, ofwel een poeder waarvan het geheim goed bewaard werd door de slijperij.
Het wiel was een grote investering; het was een onderdeel van het familie-erfgoed en werd doorgegeven van vader op zoon. De slijper werkte liggend, gezicht naar beneden op een soort van lig-tafel-stoel. Het is in deze meest oncomfortabele situatie waarin de slijper de steen tussen zijn vingertoppen of gekleefd op staafjes tegen de slijpsteen duwde en dit tijdens 10 tot 12 uur per dag om cabochon, eieren of andere vormen te slijpen. De liggende positie verpletterede de borst en de absorptie van stof, zand en mineralen waren daarbovenop zeer ongezond. Vele slijpers moesten vaak het beroep voortijdig verlaten. Het zijn deze zeer barre omstandigheden die de nostalgie van de kleurstenen en diamantslijperijen gemaakt hebben en die de banden tussen ambachtslieden versterkte.
In Idar en Oberstein was het vervangen van een wiel vaak de gelegenheid om in kleine familie, vrienden en confraters te feesten waar het bier rijkelijk vloeide. Zo werden de beroemde "Spiessbraten" georganiseerd, een soort barbecue van varkensvlees gemarineerd in ui, geserveerd met gehakte kool, regionale specialiteit waarvan de bezoeker nog kan van genieten in deze prachtige regio. Voor 1850 waren de slijperijen tevreden met de stenen die in de buurt gevonden werden zoals agaat, kwartsen (amethist-citrien-rookkwarts) en jaspis. Soms werden Boheemse granaten ingevoerd. Helaas waren deze natuur schatten door de eeuwen heen uitgeput. Door de ontdekkingen in Brazilië werden grote hoeveelheden kleurstenen naar Idar en Oberstein gestuurd; dit had een enorme uitbreiding van het slijpen van kleurstenen en diamanten als gevolg. Amethist, agaat, topaas, citrien, toermalijn, aquamarijn maar ook smaragden werden geëxtraheerd uit de regio's van Rio Grande do Sul, Diamantina en Minas Geraïs, die dan door de haven van Le Havre of Hamburg naar Saint Claude en naar Idar en Oberstein geïmporteerd werden.
Het was rond deze periode dat men op de markt amethist verwarmd tot citrien begon te vinden. Deze werden als frauduleuze topazen verkocht. Om amethist van kleur te doen veranderen werden zij bedekt met rode sintels, die de kleur veranderen in een sterk mooi oranje geel, maar het risico van barsten steeg wanneer de temperatuur te hoog werd. Het was pas achteraf dat amethist door de importeurs, groothandelaren of slijpers werden verwarmd in speciale ovens waarvan de temperatuur kon worden geregeld en dat de operatie kon worden gevolgd zonder enig risico. Minder mooie paarse amethist werd zo in goud-oranje citrien veranderd, maar indien de temperatuur te hoog was, kon de steen zich bedekken met een melkachtige laag en zo waardeloos worden.
Sommige juweliers (onwetend of niet) maken nog gebruik van de namen zoals topaas- kwarts, Madeira topaas, rook topaas of verbrande topaas, Schotse topaas of Boheemse topaas; deze termen zijn verboden.
|